Heidelberger Cathechismus Zondag 52c; 10 oktober 2021

Zondag 10 oktober 2021 Schriftlezingen: 1 Kronieken 16:7-36 en Johannes 3:1-15.
Vraag 129: Wat betekent het woordje amen? Antwoord: Amen wil zeggen: het zal waar en zeker zijn. Want het is veel zekerder dat God mijn gebed verhoort, dan dat ik in mijn hart voel dat ik dit van Hem verlang

We staan vanavond stil bij het woordje “amen”. Dat doen wij niet zo vaak. Het woordje “Amen” betekent voor ons het eind van een preek of gebed. Maar het woord heeft een diepe betekenis.
Het woord stamt uit het Hebreeuws, de taal van het Oude Testament. En werd gebruikt in de eredienst in de synagoge. En via de synagoge is het woord ook in de kerk terecht gekomen.

Het wordt op verschillende manieren gebruikt

1. Allereerst om een uitspraak te doen waar men helemaal achter staat
We kunnen denken aan de uitspraken van de Heere Jezus Christus. “Voorwaar, voorwaar zeg ik u”. Daar staat “Amen, amen”.
Als Hij zo’n uitspraak doet, spits je de oren. Dan gaat Hij iets zeggen waar Hij helemaal achter staat. Het zijn als het ware 2 uitroeptekens aan het begin van een zin.
De vertaling “Voorwaar” is terecht, want daardoor wil Jezus het er op volgende woord stempelen als volkomen zeker en betrouwbaar. Jezus staat er persoonlijk voor in, dat het is of zijn zal zoals Hij zegt. Hij staat er voor in met zijn leven.
Welnu, de Heere Jezus zegt “amen” op het gebed dat Hij ons geleerd heeft. Het is het volmaakte gebed, zeggen wij wel eens. In dat gebed, hoe kort ook, komt werkelijk alles aan de orde. Wat zijn we blij, dat we dit gebed hebben. Om al onze gebeden aan te toetsen. Maar ook om het gebed te gebruiken. Niet omdat we zelfs niet kunnen bedenken. Maar om in alle beknoptheid alles uit te spreken, wat we maar kunnen vragen. Het Gebed bindt ook christenen aan elkaar.

2. Het wordt ook gebruikt om instemming te betuigen met dat wat gezegd is
* Benaja heeft van koning David gehoord wat er allemaal moet gebeuren om David’s zoon Salomo koning te maken. En als antwoord daarop zegt hij: “Amen, zo bevestige de Heere de woorden van mijn heer de koning”. Met dit “amen” erkent hij de geldigheid van Davids besluit en verklaart hij daaraan gebonden te zijn.
* In Deut. 27: 15 worden een aantal vervloekingen uitgesproken. Het gaat telkens om een straf, die men zich op de hals haalt, als men de geboden van God negeert. Mozes spreekt die vervloekingen uit. En telkens zegt het volk “amen”. Ze stemmen er mee in, dat iemand die tegen Gods gebod ingaat, gestraft zal worden.
* Maar het volk stemt er ook mee in, als de naam van God wordt grootgemaakt. We hebben samen gelezen, dat na het zingen van de lofzang van David het volk uitroept : Amen (1 Kron.16:36).
* Hetzelfde gebeurt als na de terugkeer uit de ballingschap Ezra de wet gaat voorlezen, en hij eindigt met een lofprijzing. “En Ezra loofde de Heere, de grote God, en heel het volk antwoordde onder het opheffen van hun handen: “Amen, amen”! Zij knielden en bogen zich nee voor de Heere met het aangezicht ter aarde.
*Na het zingen van de lofzang.
Paulus schrijft brieven aan de gemeente. Nuchter. Maar soms kan hij zich niet inhouden, en worden zijn woorden een lied. Zoals in Romeinen 11: 36 “Want uit Hem en door Hem en tot hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Amen”. We kunnen ons voorstellen dat dat woord “Amen” in Paulus hart opkwam. Maar dat de gemeente, die de brief hoorde voorlezen in de samenkomst van de gemeente het hardop meezei.
*In 2 Korinthe 1:20 spreekt Paulus over christenen die ja en “amen” zeggen op Gods beloften. Zo eren ze Hem! De Heere God is waarachtig en betrouwbaar in wat hij zegt. Jezus Christus is Gods ja-woord tot de mensen. In hem heeft God zijn beloften waar gemaakt en in vervulling doen gaan. Op dit “ja-woord” van God geeft de gemeente antwoord door Amen te roepen.
Door dit “Amen” erkent zij het ja van God als vast en zeker ook voor haar zelf.
Het gaat in al deze gevallen over iets, dat men gehoord heeft.
Wat bedoelen we nu, als we “amen” zeggen. Hardop, of in onszelf? Het betekent, dat we het helemaal eens zijn met de beloften. En met de gebeden. Alsof we ze zelf uitgesproken hebben.
Vb. Gemeente in Zimbabwe. Instemmen met het ambtelijk gebed. Nu moeten we elkaar niet forceren, om altijd hardop amen te zeggen. Maar ik hoop wel, dat in uw hart “amen” zegt op de preek. En op de gebeden. En vooral als het Onze Vader gebeden wordt.

3. De grondbetekenis van het woord is “waar, vast en zeker”.
Men heeft de betekenis van het woord wel willen omschrijven met de uitdrukking “het zij zo”.
Maar die uitdrukking is te zwak, want “amen” is niet een wens, maar van een diep vertrouwen: ”Zo zal het zijn”. En bij die betekenis in het bijzonder sluit de H. Catechismus aan.
* We hebben gebeden. Het gebed dat Jezus ons geleerd heeft. En dan zeggen we “Amen”. Waar ligt onze zekerheid? Wij hebben vandaag de dag heel sterk de neiging om die in ons gevoel te situeren. Ik vroeg een keer aan een aantal jonge mensen: wanneer is iets goed? Ze zeiden: “Iets is goed als je er een goed gevoel bij hebt”. Ik sputterde nog wat tegen. En zei: “Daarin kun je je toch vergissen”. Maar ze keken me niet begrijpend aan. Voor hen was het goede gevoel doorslaggevend.
Natuurlijk heeft dit besef alles te maken met ons individualisme. Iedereen is zo’n beetje zijn eigen waarheid.
* Maar toch blijft vraag staan: is de enige zekerheid nu te vinden, in onszelf. Zijn wij zelf de maat van alle dingen geworden? Of zijn er zekerheden die boven ons persoonlijk gevoel uitgaan?
De catechismus zegt van wel. Het wordt toegespitst op de verhoring van ons gebed.
Er wordt gezegd: mijn gebed is veel zekerder van God verhoord, dan dat ik in mijn hart gevoel dat ik dit van Hem verlang. Dat is een prachtig, en ook heel troostend antwoord.
*Wij vragen soms iets van de Heere God, dat heel redelijk is. Waar we ook om vragen mogen.
De vervulling van een kinderwens. Of, als je ontslagen bent: om een nieuwe werkkring.
Of: als je de leeftijd hebt, de ware Jacob of de ware Eva te ontmoeten. En toch krijgen we niet altijd wat we willen. Maar er komen geen kinderen. Je blijft werkeloos. Je blijft alleen.
En dan komt een vraag op: Heb ik dan verkeerd gebeden? Voor sommige christenen wordt dat echt een gewetenskwestie. Ze vragen zich af: “meende ik het wel echt, toen ik in gebed ging”. Werd ik niet afgeleid, op het moment dat ik mijn gebed uitsprak? Was ik er wel helemaal van overtuigd, dat ik nu juist dit vragen moest? Heb ik mijn gebed wel goed onder woorden gebracht?
* Vb. Jongeman krijgt ongeluk. Op de intensive care opgenomen. Mocht hij in leven blijven, dan zou hij zwaar gehandicapt zijn. De familie bad, dat hij in leven mag blijven. Maar tot hun grote teleurstelling overleed hij toch. Een van de familieleden beschuldigde een aantal andere familie-leden ervan, dat ze wel gebeden hadden, maar het niet echt gemeend hadden. Omdat zij in hun hart twijfelden of hun broer wel zou herstellen, kon de Heere God het gebed niet verhoren. Zij waren als het ware de spelbrekers. Was het nu de aanwezigheid van die verschillende gevoelens, die de zaak verknoeid had?
* De catechismus gaat een heel andere kant op. Een pastorale kant. God hoort de gebeden. Hij verhoort ze zelfs. Ondanks de twijfel waarmee ze worden opgezonden. In elk gebed komt ook iets van twijfel mee. Onze zekerheid ligt wel in God, maar de aanvechting loert altijd om de hoek.
Calvijn: waar de vlam van het geloof brandt is altijd ook de rook van de twijfel is.
Het is heel boeiend om de psalmen te lezen. Daarin zien we de kinderen van God in het hart. Soms lijkt het wel, alsof ze zichzelf in een gebed tegenspreken. Vb. psalm 56
Soms slaat de vrees toe. En dan weer is er alle vertrouwen. Maar een ding staat boven aan: Op de Heere God kan hij aan! Daarom spreekt hij zijn gebed uit. Daarom komt hij bij Hem uit!
* Wij zoeken de zekerheid dus niet in onszelf. Niet in onze goed geformuleerde gebeden. Niet in de mate waarin wij het menen. Nee, wij zoeken de zekerheid in de Heere God.
Het gebed werpt zijn anker uit in God en zijn beloften. Het leeft van God en zijn beloften. Het gebed is: op God zien. Hem  een aanspreken op zijn beloften boven de wisselvallige kansen van deze wereld uit, ja boven de rumoerige stemmen van ons eigen hart uit.
Hij weet als, nog voor wij ook nog maar een woord gebeden hebben, al weet wat wij willen zeggen.
Ons gebed is niet het mededelen van feiten aan de allerhoogste. Hij weet alles al.
Maar het is wel hem in vertrouwen nemen over de zorgen die we hebben. Hem er bij betrekken. In het geloof dat onze zorg Hem ter harte gaat. Daarom besluiten we ons gebed ook met “Amen”.

 

Plaats een reactie