Heidelberger Catechismus Zondag 21b

Zondag 14-augustus 2022 avonddienst.

Schriftlezing: 1. Korinthe 12

HC Zondag 21b
Vraag 55: Wat verstaat u onder de gemeenschap der heiligen?
Antwoord: Ten eerste dat de gelovigen gezamenlijk en ieder afzonderlijk als leden deel hebben aan de Here Christus en al zijn schatten en gaven. Ten tweede dat ieder zich verplicht moet weten om zijn gaven bereidwillig en met vreugde tot nut en zaligheid van de andere leden te gebruiken.

a. De Heere Jezus Christus is degene die de gemeenschap sticht
We lazen in de eerste Korinthebrief dat dat gebeurt door de Heilige Geest. In vers 13 staat: Wij allen immers zijn door een Geest tot een lichaam gedoopt”. Zelfs: “Wij zijn allen van een Geest doordrenkt”. Zoals een spons water opneemt, zo worden mensen vol van de Heilige Geest.
Wonderlijk is dat: waar de naam van Jezus Christus verkondigd wordt, en aanvaard wordt, daar ontstaat een gemeenschap, de “gemeenschap der heiligen”. Is onszelf heilig noemen niet te hoog gegrepen? Paulus noemt de gemeente zo, maar zegt er iets bij: heiligen in Christus Jezus! Dat zijn mensen, die zich enerzijds vleselijk weten, verkocht onder de zonde, maar ook verknocht aan Jezus Christus! En zo: heilig! Apart genomen!
*Die gemeenschap uit heel verschillende mensen. Maar ze zijn aan te spreken op hetzelfde geloof in Jezus Christus waarin ze delen. Dat brengt hen bij elkaar. Wie zegt: “Ik geloof wel, maar daar heb ik de kerkelijke gemeenschap niet bij nodig” zegt niets anders dan: “Ik geloof wel, maar daar heb ik Jezus Christus niet bij nodig”. De gemeente is toch Zijn lichaam! Waar de Heere Jezus is, roept Hij mensen bij elkaar.

b. Jezus Christus doet ons delen in al zijn schatten en gaven
De grootste schat die de kerk ontvangen heeft is het evangelie der verzoening. Het is de gemeen-schap, die bestaat van zijn offer. Zo vieren we H. Avondmaal. Zijn verbroken lichaam en vergoten bloed wordt voor ogen gesteld. Dat vormt de gemeenschap.
Als dat er niet meer is, als het daar niet meer om gaat valt de gemeenschap uit elkaar.

Maar Jezus Christus is het ook die gaven geeft: De gaven van de Geest. Er worden twee reeksen genoemd in 1 Korinthe 12. Eerst in vers 8 en volgenden. De werkingen. Wat werk de Geest uit? Een woord van wijsheid, van kennis, geloof, genadegaven van genezingen, werking van krachten, profetie, het onderscheiden van de geesten, talen, uitleg van talen.
En vanaf vers 28 laat hij verschillende bedieningen zien. Apostelen. Profeten: Paulus zegt in 1 Kor. 13: “ijvert naar de beste gaven, maar meest dat gij moogt profeteren”. Wat hebben we in onze tijd profetie hard nodig: bijbels licht op onze tijd. Maar die profetie moet wel getoetst worden! Hoedt u voor namaak. En verder noemt hij: Leraars, krachten, genadegaven van genezingen, vormen van hulpverlening, zelfs bestuurlijke gaven. Allerlei talen. Ze komen allemaal van boven. Het is de Heere Jezus Christus die ze geeft. Maar laten we er wel voor openstaan. En laat er verlangen zijn naar meer van de Heilige Geest in ons midden. Laar er maar gebed zijn. Jezus Christus geeft gaven in gebondenheid aan Hemzelf.

c. Jezus Christus geeft iedereen een gave
Eigenlijk gaat Paulus daar toch wel zo min of meer van uit. “aan ieder echter wordt de Openbaring van de Geest gegeven”. Dat sluit aan bij wat de Heere Jezus vertelt in de gelijkenis van de talenten. Iedereen heeft op zijn minst een talent, dat hij kan inzetten voor de gemeente.
We zijn een lichaam met vele leden, maar we kunnen geen lid missen. Niemand is minderwaardig. Niemand is ook meerderwaardig. De een heeft een ander talent, dan de ander. Ontdek je talenten! Of laat de kerkenraad ze ontdekken. Want de ambten zijn er niet om gaven te onderdrukken, maar te ontdekken en in te schakelen. ’t Is niet zomaar dat dit hoofdstuk over de gaven uitloopt op de ambten; Die ambten geven de gemeente leiding, structuur en gebinte.

d. Die gaven moeten wij willen gebruiken voor anderen.
Mensen mogen niet zeggen: “Ik heb u niet nodig”. ’t Gaat niet om de vaag: “wat betekenen anderen voor mij”. Maar om de vraag: “wat beteken ik voor de ander”. Gemeente en gemeenschap horen bij elkaar.
Dat vindt zijn uitdrukking in het H.Avondmaal. We worden genodigd door de Heere Jezus Christus. Het gaat om het evangelie der verzoening. Over God, die zich in de Heere Jezus Christus volkomen voor ons gaf. Om zijn reddende genade. We helpen elkaar. Wie moeilijk loopt, wordt geholpen door anderen. We geven elkaar brood door. We geven elkaar de beker door. En wie trillende handen heeft, wordt door een ander geholpen. En dat zet zich voort na de kerkdienst.

We zijn allemaal nodig voor de opbouw van de gemeente. Hervormde Gemeenten zijn lang domineeskerken geweest. Lang niet altijd kwamen daardoor alle genadegaven, de bedieningen, en de werkingen in de gemeente aan bod. Veel van de Heilige Geest bleef smeulen als vonken onder as. Inmiddels worden veel predikantsplaatsen opgeheven. Is dat misschien een weg waarlangs de Heere Jezus Christus zijn gemeente leidt om zijn oorspronkelijk bedoeling weer duidelijk te maken?
Een beeld maakt heel goed duidelijk, wat de kerk is: De kerk is een schip. Maar geen cruise-schip, waar je alleen maar consument bent, en je laat bedienen. En als de bediening niet bevalt, dan ga je weg ergens anders naar toe, waar het je beter bevalt? Of is de kerk een schip waarbij we allemaal aan de riemen zitten? Dat komt veel dichter bij het bijbelse beeld!
Als we belijdenis doen, spreken we ook uit, dat we met de ons geschonken gaven zullen meehelpen aan de opbouw van het lichaam van Christus. Beloofd is beloofd. ’t Kan niet zijn dat we ons niets aan de ander gelegen laten liggen. ’t Kan niet zijn, dat je eerst belijdenis doet, en belooft je in te zetten voor de gemeenschap, en daar dan volkomen passief toe behoort, of erger nog, zo maar afscheid van neemt. We worden in 1 Korinthe 12 werkelijk tot bekering geroepen. Tot omkeer. Om vanuit onze ‘Ik’ gerichtheid ons tot Jezus Christus te keren, en van Hem tot de gemeenschap.

e. Heel vaak kan maar op een gering aantal mensen een beroep gedaan worden.
Het bijbels gemeentebeeld is, dat iedereen een taak op zich neemt. Dan zouden we echt een bloeiende gemeente zijn! Een belangrijk bijbels woordje is: “elkaar”. De H. Geest gebruikt het heel wat keren! Hoort u maar. Vermaant elkaar. Vertroost elkaar. Hebt elkaar lief. Draagt elkaars lasten. Wacht op elkaar. Groet elkaar. Dient elkaar. Belijd elkaar uw zonden. Bidt voor elkaar.
Kan dat nog in gemeenten, zoals die er zijn vandaag? In bijbelse tijden bestonden ze uit enkele tientallen personen. Nu zijn ze groter. Soms erg groot. Hoe vervul je dan deze opdracht? Door in kleine kringen samen te komen! ’t Gebeurt gelukkig ook in onze gemeente. In klein verband zijn mensen met elkaar in gesprek. Bidden voor elkaar. Helpen elkaar.
De catechismus spreekt dan ook over de gaven aanwenden “Ten nutte van de ander”. “Daar heb ik geen tijd voor”, zegt iemand. Maar het komt uit 1 Korinthe 12:7. “Aan een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot wat nuttig is voor de ander”.

f. Soms gaat het, wanneer we onze gaven gebruiken over heel gewone dingen.
In Korinthe collecteerden ze voor de armlastige gemeente Jeruzalem. Als iemand ziek is, kunnen we boodschappen voor hem of haar doen. Vervoer regelen naar het ziekenhuis. Iemand daar naar toe brengen, die er moeilijk komen kan. Iemand, die weinig of geen familie heeft, eens bezoeken. De tuin aanpakken bij iemand die dat zelf niet kan. Dat lijkt misschien allemaal niet zo geestelijk.

Maar het is het wel, in een wereld waar iedereen een gesloten circel om het eigen ik trekt.
We zijn 7 dagen per week gemeente en gemeenschap. En gelukkig gebeurt het ook. Er is, meer dan vroeger, een hartelijke verbondenheid onder elkaar. Ik kom heel wat sporen daar van tegen. En ik ben daar blij om, en blij mee. Laat er maar heel veel onderlinge warmte zijn! Die warmte maken we niet zelf. Maar het is de warmte van het vuur van de Heilige Geest, dat brandt.

g. Het doel van het gebruiken van de gaven ligt heel hoog.
Dat wij mensen voor anderen iets mogen betekenen als het om de zaligheid gaat. Om de eeuwige redding.
Je kunt denken aan ouders, die hun kinderen voorgaan. Leesbare brieven van Christus zijn.
Aan mensen die getuige zijn. Aan het gebed voor anderen. Doet u dat? Voor die zo aardige, maar ongelovige buurman of buurvrouw, met wie je misschien soms iets delen kunt als het over God gaat, maar soms ook niet, omdat ze er niets van moeten hebben. Natuurlijk, het is de Heere God die het geloof werkt. Maar daarvoor maakt hij altijd gebruik van mensen. Mensen, die zich tot de kerk wenden, vertellen hoe belangrijk getuigen in hun leven zijn geweest. Ouders, schoonouders, vrienden. Ze zagen iets van God in hen, in hun liefde, in hun godsvertrouwen. Ze waren een levende heenwijzing naar Jezus Christus. En dat nodigde hen uit diezelfde weg te gaan.

h. Daarom mogen wij de gaven gebruiken met vreugde
Het gaat dus niet met hangen en wurgen. Dat kan. In zijn eerste brief roept Petrus op tot gastvrij-heid, zonder morren! Het is toch ook iets moois om de gemeente dienen. Je wordt er niet armer van, maar rijker. De Heilige Geest is niet eenkennig. Hij roept je. Als ambtsdrager. Als gelovige leerkracht. Als werker onder de jongeren. En het is geen eenzaam avontuur. Je word in je roeping bevestigd. En je ervaart de zegen van de gemeenschap. De gemeenschap der heiligen. De gemeenschap van de Heilige Geest.

Plaats een reactie