In de vakantie las ik ergens een aangrijpend verhaal. Een Joods meisje kwam terecht in de trein naar Auschwitz. Ze was 15 jaar, toen ze op transport gesteld werd. Ze was in de trein samen met haar broertje van 8 jaar en haar ouders. Toen ze aankwamen, bleek dat haar broertje zijn schoenen had uitgetrapt. Ze waren nergens meer te vinden. Zij was woest op hem en had hem uitgescholden. ‘Hij kun je nou zo stom zijn om je schoenen te verliezen…!’ Een paar tellen later werden ze allemaal van elkaar gescheiden. Zij was de enige die het kamp overleefde. Haar vader en moeder, haar broertje: allemaal kwamen ze om. Haar laatste woorden tegen haar broertje waren geweest: hoe kun je nou zo stom zijn…
Ze overleefde Auschwitz. Ze vertelde dat ze zich na haar bevrijding had voorgenomen om zich steeds te realiseren: ik zeg nu iets tegen een ander, maar als het eens het laatste zou zijn dat ik tegen die ander zei…?
Ds. L. Wüllschleger