Zondagavond 20-2-2020 H.Catechismus Zondag 13 Vraag 33: Waarom wordt Hij Gods eniggeboren Zoon genoemd, terwijl wij toch ook Gods kinderen zijn?
Antwoord: Omdat alleen Christus van nature de eeuwige Zoon van God is, wij daarentegen om zijnentwil uit genade tot kinderen van God zijn aangenomen. Schriftlezingen Johannes 1:1-18; Romeinen 8:1-17
Wie is Jezus? Een heel belangrijke vraag! Wie wij zijn, en wat wij verwachten mogen, hangt daar in elk opzicht mee samen. Het platste antwoord is: Hij is een rabbi, die zo aan het begin van onze jaartelling rondliep in Palestina. En bij zijn doop werd Hij als zoon van God werd aangenomen. Want toen klonk een stem uit de hemel: “deze is mijn geliefde zoon, hoort Hem”.
Deze visie wordt in veel gemeenten van de kansels uitgedragen. We worden dan opgeroepen ons door het voorbeeld van Jezus te laten inspireren. U begrijpt, daarmee wordt de afstand tussen Hem en ons erg klein gemaakt. Hij wordt laag ingeschat. Is alleen maar mens. En wij worden hoog ingeschat. Met enige inzet komen wij wel in zijn buurt. Preken worden moralistische verhalen.
Maar wie er dieper over nadenkt ervaart deze visie als teneerdrukkend. Want wij komen natuurlijk in de verste verte niet in de buurt van Jezus. Het is geen bevrijdende boodschap.
* Maar een nog diepere vraag is: doet men Hem daarmee wel recht? Is de naam “Zoon van God” alleen maar een eretitel?
Ik wil eerbiedig luisteren naar de oud-christelijke verkondiging, zoals we die terugvinden in de bijbel. Mag ik een aantal getuigen noemen? We kunnen allereerst denken aan Johannes de evangelist. Joh. 1:14; Joh. 3:16 1 Joh. 4:9. In alle drie die teksten valt het woord “eniggeboren”. Maar als wij ook maar enigszins in de buurt van Jezus zouden komen, dan past dat woord “eniggeboren” niet. Hooguit het woord “eerstgeborene”. Bij Johannes vinden we dus niet dat de Vader Jezus als Zoon adopteert, vanwege zijn onderwijs. Jezus is uniek.
* En ook de apostel Paulus legt de nadruk op het unieke van Jezus.
In Rom. 8 zet Paulus: “God heeft zijn eigen zoon gezonden in een gedaante gelijk aan het zondige vlees”. Zijn eigen Zoon! En: Jezus is echt mens geworden. Waarom? “Omwille van de zonde!”. En hij heeft de zonde veroordeeld in het vlees. Hij kwam tot onze redding. Hij is de eniggeboren Zoon van God. Komend vanuit de hemel op de aarde.
* Volgens moderne theologen heeft de kerk in de loop van de geschiedenis meer van Jezus gemaakt dan hij was. Dat is niet waar. De vroege kerk beleed Hem al als Redder.
In de brief aan de Filippenzen citeert Paulus een lied, dat in de christelijke gemeente gezongen werd. Dat lied beschrijft dat Jezus de hemel verliet, om tot ons te komen. “Hij was in de gestalte van God….maar heeft zichzelf ontledigd door de gestalte van een slaaf aan te nemen en aan de mensen gelijk te worden”. Filip.2:7 Dat lied werd dus al gezongen, voordat Paulus zijn brief schreef. Hij heeft dat lied ongetwijfeld ook met instemming meegezongen als hij de gemeente bezocht. En al deze gedachten moeten meespreken als we bij de doop van Jezus de Vader horen zeggen: “Deze is mijn geliefde zoon, hoort Hem!”. Daar wordt Hij niet de eniggeboren Zoon gemaakt, maar God de vader betuigt dat Hij Zijn eniggeboren zoon is. De Kerk heeft Jezus niet opgehemeld, maar Kuitert schat Jezus veel te laag in!
II. Maar als we dat gezegd hebben, dan mogen we het ook over onszelf hebben.
God de Vader is uit op een relatie met mensen. We hebben dat gelezen in Romeinen 8. Een hoofdstuk dat indrukwekkend schrijft over het werk van de Heilige Geest.’t is opvallend dat Paulus nu eens spreekt over de Geest van God, en dan weer over de Geest van Christus.
Dat is geen vergissing. Ook geen tegenstelling. De Heilige Geest maakt een relatie van God de Vader naar mensen. En de Heilige Geest maakt een relatie van God de Zoon naar mensen.
Ze zijn het allebei er over eens, dat ze een relatie met mensen willen aangaan! Ze zijn, in de diepste zin van het woord “eensgeestes”. Daarom zegt Paulus ook dat de Geest in ons komt wonen. En er zo voor zorgt dat Christus in ons is.
* En de Heilige Geest doet heel wat in ons. Hij vernieuwt ons leven.
Dat kan toch ook niet anders. Als God in je werkt, dan verander je. Dan wordt je een nieuw mens. Je gaat anders doen, anders spreken, zelfs anders denken.
Vandaar dat Paulus een scherpe tegenstelling maakt tussen vlees en Geest. Vlees, dat is een mens, zonder God. Die stelt zichzelf centraal. Dan is je leven een gesloten circel. Maar als de Heilige Geest in ons is, dan leven we in relatie. Naar God toe en naar anderen toe.
Vandaar dat Paulus het wel aandurft het werk van de Geest te verbinden met de wet. Dan ben je blij, dat die tien eenvoudige regels er zijn, om daardoor je leven te laten bepalen.
Want het gaat in de geboden toch om liefde tot God en de naaste.
* Nu, zegt Paulus, Als de Heilige Geest in je woont, dan ben je zelfs een kind van God. Het kan niet op! Want de Heilige Geest is de Geest van de aanneming tot kinderen. Dat is wat! De Heere God heeft niet alleen een eigen zoon, maar ook aangenomen kinderen! Wij! Ik besef, dat de meesten van ons dat niet durven zeggen. En toch: het is waar! Waarom worden kinderen geadopteerd? Omdat zij uit een hoop ellende komen. Ellende, waarin ze dreigden onder te gaan. Nu, dat geldt ook ons. We leven in een in zonde gevallen wereld. God ziet naar ons om! We worden uit onze ellende gehaald!
* En de Heilige Geest geeft je vertrouwen in God. Je wordt bevrijd van de angst.
Want de Heilige Geest is geen Geest van slavernij. Door de Geest leren we weer God als Vader aan te spreken. We mogen Hem “Abba” noemen. Het is de heel eerbiedige naam “Vader”. Aan Hem zijn we onderworpen. Bij hem mogen we, schuldbewust, terecht komen. Met de tranen van spijt op onze wangen over wat misging. En Hij zorgt voor ons!
We mogen bidden, net als de Heere Jezus Zelf. Lees maar in het hogepriesterlijk gebed. De grote eerbied enerzijds die je daar in tegen komt. Maar tegelijkertijd ook het diepe vertrouwen, dat Hij uitspreekt.
De Heere Jezus heeft ons het gebed des Heeren leren bidden: “Onze Vader, die in de hemelen zijt”. Wij moeten Hem altijd voor ogen houden, als we dit gebed bidden.
Geloof in Hem brengt ons tot dit vertrouwen! Nu moet je zeggen, dat niet alle kerkgangers in dat diepe vertrouwen leven. “Ik moet voor Gods rechterstoel verschijnen”. Het is waar. En dat kunnen wij niet uit onszelf. Maar juist dan mag Jezus Christus verkondigd worden. Gelovend in Hem. Zoals Paulus zegt: “Dus is er nu geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn”.
Paulus laat dat ernstige woord verdoemenis wel vallen. Daar wordt je wel stil bij. Maar hij troost ons ook! “Geen verdoemenis”! Kinderen van God kunnen wij alleen maar zijn wanneer Jezus Christus in het midden staat. Hij die de eerstgeborene is onder vele broeders. Daarom wordt zijn naam ons verkondigd! Zijn kruisdood. Zijn opstanding!
* En als kinderen van God delen wij in de voorrechten van God. We worden zijn erfgenamen. En medeerfgenamen van Christus. De rechtvaardigen zullen de aarde beerven. Er is toekomst
* Aangenomen kinderen. Wat is het mooi, als geadopteerde kinderen niet alleen liefde ontvangen. Maar ook liefde teruggeven. Daar gaat het toch om! Dat het van twee kanten komt!
Dat ook wij God gaan liefhebben. Het moment van de geestelijke adoptie is het moment van onze doop. U hoort in het doopformulier woorden uit Romeinen 8 klinken.
Maar dan komt het er wel op aan, dat die kinderen zich niet van de Heere God losmaken. Maar Hem in de weg van de opvoeding gaan liefkrijgen. En tot een persoonlijk geloof komen!
Christelijke ouders hopen vurig, dat ze op een gegeven ogenblik, als ze tot hun verstand gekomen zijn, zich ook zelf op God richten. Er zijn gelukkig jonge mensen, die tot geloof komen! Die blij zijn met hun doop. Die de doop ook begrijpen, er uit leven. En die hun leven aan God toewijden.
En altijd weer besef je: “aan mijn keus ging Gods keus vooraf”. “Uit genade worden we tot kinderen aangenomen” zegt de H.C. Onder dat woord moeten we maar een dikke streep zetten.
*Onze weg is wel totaal met de weg van de Heere Jezus verbonden
We zullen met Hem moeten lijden. Maar ook met Hem verheerlijkt worden. We leven wel door de Geest. Maar dat oude leven blijft het ons moeilijk maken. Eerlijk gezegd troost het me, dat Paulus daar ook zo’n last van had. Ook hij! Lees maar in Hoofdstuk 7.
En we worden ook niet begrepen door mensen om ons heen. Ze snappen niet, dat wij nu juist niet die keuzes maken, die in ons voordeel zijn, maar juist in ons nadeel. Maar we hebben een ander leven leren kennen!
Laten we leven vanuit het evangelie! En laten we, telkens als we ons aangevochten weten, ons richten op Jezus Christus. Zoals hij ooit de discipelenkring om Zich heen verzamelde, zo roept hij ons bij zich! En hij roept ons telkens weer tot zich! Want Hij is: het leven!