Avonddienst Zondag 19-3-’23
Vraag 96: Wat eist God in het tweede gebod? Antwoord: Dat wij God op geen enkele wijze afbeelden en op geen andere wijze vereren dan Hij in zijn Woord bevolen heeft.
Vraag 97: Mag men dan in het geheel geen beelden maken? Antwoord: God kan en mag op geen enkele wijze afgebeeld worden. Maar al mogen de schepselen afgebeeld worden, toch verbiedt God hun beeltenis te maken en te bezitten om die te vereren of om Hem daardoor te dienen.
Vraag 98: Maar zou men de beelden in de kerken niet als boeken voor de leken mogen dulden? Antwoord: Nee, want wij moeten niet wijzer zijn dan God, die zijn christenen niet door stomme beelden, maar door de levende verkondiging van zijn Woord onderwezen wil hebben.
Inleiding: Jezus Christus is het beeld van God
Dat is een prachtige zin. Hoe is God? Hij is zoals Jezus is!
Paulus zegt het zo in de Kolossenzenbrief “In Hem woont de ganse volheid der godheid lichamelijk”. Kol.2:9. En in de Hebreeenbrief wordt gezegd: “Hij is de afstraling van Gods heerlijkheid en de afdruk van Zijn zelfstandigheid”.
Hoe is Jezus dan? Nu daar zijn heel veel mooie dingen over te zeggen. Lees de evangelieen maar. Hij zegent de kinderen. De allerkleinsten vallen er niet buiten.
Hij ontmoet Zacheus. Want Hij is op ontmoetingen uit.
Hij ontloopt de ontmoeting met een vrouw die een hele serie mannen heeft versleten niet. Hij houdt zich niet ver van zondaren.
En het waren ontmoetingen die heel veel nalieten.
Hoor zijn woorden! Soms kwamen er harde woorden uit zijn mond. Denk maar aan het 7voudig wee, dat hij uitsprak richting de Farizeeen. Dat loog er niet om.
Zie zijn wonderen. Daarin werd even iets zichtbaar van het komende koninkrijk.
In Jezus Christus ontmoeten wij God. “Het woord is vlees geworden!”, zo brengt de evangelist Johannes het onder woorden.
Wij heten toch niet voor niets: christenen. We zijn geen gelovigen in de algemene zin van het woord. Dat we geloven dat er iets is, dat ons te boven gaat. Nee, we belijden Hem.
- Maar, zegt u, is het nu wel relevant om over dit gebod te preken.
We hebben toch geen beelden in ons huis? En als we ze al hebben, van vakantie meegenomen, dan vereren we ze toch niet. We liggen er echt niet voor op de knieen.
Klaarblijkelijk is catechismus er ook niet op tegen dat er een mooi beeld gemaakt wordt. “Al mogen schepselen afgebeeld worden” zo wordt gezegd. We mogen best en foto hebben van familieleden. En het is toch heel kunstig wat een beeldhouwer kan. Nee, ‘t gebod waarschuwt tegen de verering, die een beeltenis kan krijgen. Daarvoor moeten we ons niet buigen of dienen.
- Het gebod lijkt wel weinig relevant, maar het is het wel
We hebben dan misschien geen gesneden beeld staan. Of een houten beeld dat met metaal is overtrokken. Maar we leven wel in een cultuur waar allerlei voorstellingen over God leven. Voorstellingen, die ouders doorgeven aan hun kinderen. Misvattingen soms. Je hoort het veel. “Ik stel mij God voor als.
Laten we er niet te vanzelfsprekend vanuit gaan, dat het in de christelijke gemeente wel goed zit. Want ook wij ondergaan invloed van dit denken. We moeten ons telkens laten corrigeren door de omgang met de bijbelse boodschap.
Ook door preken. De catechismus heeft het over de “levende verkondiging van Gods woord”.
Dat betekent dus ook, dat wij predikanten goed moeten luisteren naar wat de bijbel zegt!
We hebben samen een gedeelte gelezen uit de profeet Jesaja.
Op sarcastische wijze brengt hij onder woorden wat er gebeurt: De afgoden die ze maken, zijn uitvergrotingen van zichzelf, en ook nog tot hun beschikking. Ze kunnen hen neerzetten waar ze willen. Maar uiteindelijk doen ze niets! Het is allemaal zo menselijk! Alle mensen hebben het besef, dat er een macht is, die hen te boven gaat. Maar dat besef vullen ze zelf in. Die macht wordt vaak een uitvergroting van henzelf, en moet hen wel ten dienste staan.
*Als we Exodus 20 lezen in de morgendienst klinkt naast de oproep om geen gesneden beeld te maken de waarschuwing: “Die de ongerechtigheid van de vaderen bezoekt aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht van hen die mij haten en die barmhartigheid doe aan duizenden van hen die mijn liefhebben en mijn geboden onderhouden”.
Je geeft als ouders de juiste opvatting door wie de Heere God is, of een misvatting. En dat kan generaties lang doorgaan! Let er dus als ouders goed op, hoe je over God spreekt. Laat wat je zegt eerlijk en fair bijbels onderwijs zijn. Niet eenzijdig zijn! Niet naar onze voorkeuren of ons inzicht!
* Paulus, in de tweede Korinthebrief heeft het over de god van deze eeuw. Met die woorden vat hij het denken van zijn tijd samen. Daar heeft hij weinig waardering voor. Dat denken ziet hij als een macht. Als een persoon. Die god heeft de ongelovigen verblind, zo zegt hij.
’t is opmerkelijk, dat de god van de eeuw in Paulus tijd niet anders is dan de God van onze eeuw.
Want het is de boze zelf. Er is altijd een macht die ons inspireert.
et is niet zo moeilijk uit te vinden waar deze god toe inspireert. Dronkenschap. Een overdreven belangstelling voor het materieeele, voor geld. Sexuele ontsporingen. Verslavingen. Haat en nijd. ’t Is al met al een heel droefgeestige lijst.
En als je die lijst op je laat inwerken moet je zeggen: dat zijn de dingen die vandaag ook spelen. Klaarblijkelijk bedenken we niet zo veel nieuwe zonden. Het is altijd weer het zelfde liedje. Een naargeestig deuntje. Afgodsbeelden zijn statisch.
De oude dingen komen in nieuwe gestalte weer naar voren: de god van deze eeuw. Satan zelf. De boze donkere macht die zich laat gelden. Denk maar aan wat onlangs weer naar buiten kwam aangaande Studio sport. Niet iets nieuws. Meer van hetzelfde. Mannelijke dominantie.
- God leren wij kennen in de Heere Jezus Christus
*In Hem zien we dat God de levende God. Niet statisch. Maar bewogen van ontferming. Laten we maar telkens terugdenken aan wat wij in de evangelieen tegenkomen.
* Jezus wilde die vrouw, die zoveel mannen had versleten wel ontmoeten. Zij zag haar zonden onder ogen. En ze veranderde! In de ontmoeting met Jezus Christus worden wij klein. Zijn woorden zijn ontdekkend. Maar hij laat ons niet waar wij zijn. Hij leidt ons verder.
* We kunnen er aan denken hoe Jezus de beschermend de handen op kinderen legde, en hen zegende. Kinderen, die in onze wereld vaak aan hun lot worden overgelaten. Wat hebben zo heel veel jonge mensen op jonge leeftijd een uiterst trieste geschiedenis, van misbruik, van verlaten zijn.
* Hij sprak. En dan kwamen er woorden, woorden van zijn Vader. Woorden die ook tot ons komen, levende woorden door de heilige Geest. Corrigerend soms. Troostend ook.
* Hij hoorde. Bartimeus zat aan de kant van de weg te roepen. Hij leek verloren te gaan in de massa. Maar Jezus hoorde hem, en liet hem tot zich komen. Als wij bidden, al is het op een druk station of vertrekhal, worden we gehoord!
* Hij zag Zacheus, verborgen in een palmboom. Schijnbaar onzichtbaar. Toen Jezus voorbijkwam, wilde Hij in zijn huis zijn, en hij veranderde.. We worden gezien, ook in onze schuilhoek.
Hij is de levende. Niet tot onze beschikking. Maar wel over ons bewogen! Willen we zuiver over God spreken, dan moeten we ons op Jezus Christus richten.
- Wij zijn beelddrager van Jezus Christus.
Daar bidden we toch ook om. “O Zoon maak ons uw beeld gelijk”. Is het ook uw vurige wens, om iets, het zal altijd maar iets zijn, van Hem te mogen hebben?
Soms merk je daar gelukkig ook iets van. En dan zijn ook wij niet statisch, maar dynamisch. Bekering is een proces. Je blijft niet dezelfde. Maar je verandert van dag tot dag.
Het christelijke denken is eigenlijk heel optimistisch, veel meer dan het seculiere denken. Dat is vormvast. Maar laten we niet onderschatten wat de Heilige Geest kan doen. Hij verandert mensen! Dan is de eigen “ik” niet meer het allerbelangrijkst. Maar laat je de Heilige Geest, de Geest van Jezus Christus zijn werk doen in je. Hij maakt ons door Zijn Geest meer mens! Mens naar zijn beeld! En dan zijn we ook bewogen van ontferming. .
“Bewogen”, een mooi woord is dat. Je beweegt, je buigt je naar de ander toen. Je wordt een warm mens. Niet opgesloten in je eigen circel, maar open naar de ander toe.
We kunnen veel betekenen voor anderen: een luisterend oor, een goed woord, een helpende hand, een gebed voor de ander. Soms door een offer, financieel. Of: in tijd.
Conclusie: De manier waarop wij God zien, bepaalt hoe wij zelf zijn. Een hard godsbeeld maakt harde mensen. Als je zelf niet van genade leeft, wordt je een ongenadig mens.
Maar als we echt de Heere God ontmoeten in de Heere Jezus Christus worden we andere mensen. Nooit of te nimmer praatte de Heere Jezus zonde goed. Dat moeten wij ook niet doen. Zonde is zonde. Maar altijd bleef Hij mensen zien als schepsel Gods. En die roeping hebben wij allemaal.