In 1937 publiceerde de jonge Bonhoeffer het boek Navolging, een uitleg van de Bergrede. Daaruit enkele citaten. De eerste zinnen van dat boek luiden:
Goedkope genade is de doodsvijand van onze kerk. Heden ten dage gaat onze strijd om de kostbare genade. Goedkope genade betekent genade als te grabbel gegooide waar, vergeving, troost, sacrament, alles te grabbel gegooid; genade als onuitputtelijke voorraadkamer der kerk, waaruit met lichtvaardige hand gedachteloos wordt uitgestort; genade zonder prijs; genade die niets kost.
(…)
Dat is goedkope genade als rechtvaardiging van de zonde, maar niet als rechtvaardiging van de boetvaardige zondaar, die van zijn zonde aflaat en omkeert; geen vergeving van de zonde, die van de zonde scheidt.
(…)
Kostbare genade is de verborgen schat in de akker, ter wille waarvan de mens heengaat en met vreugde alles verkoopt wat hij had; de kostbare parel, ter wille waarvan de koopman al zijn goederen prijsgeeft; de koningsheerschappij van Christus, ter wille waarvan de mens zich het oog dat hem ergert, uitrukt; de roepstem van Jezus Christus, waarop de discipel zijn netten verlaat en navolgt.
(…)
Kostbaar is zij, omdat zij oproept tot de navolging; genade is zij, omdat zij oproept tot de navolging van Christus; kostbaar is ze, omdat ze de mens het leven kost; genade is zij, omdat ze hem pas zo het leven schenkt; kostbaar is ze, omdat ze de zonde veroordeelt; genade, omdat ze de zondaar rechtvaardigt. Kostbaar is de genade bovenal daarom, omdat ze God veel gekost heeft, omdat ze God het leven van zijn Zoon gekost heeft – ‘gij zijt duur gekocht’ – en omdat voor ons niet goedkoop kan zijn, wat voor God duur is. Genade is zij vóór alles daarom, dat God zijn Zoon niet te kostbaar achtte voor ons leven, maar Hem overgaf voor ons.
Uit het boek ‘Gemeinsames Leben’:
‘Christelijke gemeenschap betekent gemeenschap door en in Jezus Christus. Er is geen andere christelijke gemeenschap die meer, en geen die minder is dan deze. Van de korte, slechts één keer plaats vindende ontmoeting, tot de dagelijkse gemeenschap, die zich over jaren uitstrekt, is echte christelijke gemeenschap alleen maar dit. Wat betekent dat? In de eerste plaats, dat de ene christen de andere nodig heeft om Christus’ wil. Vervolgens, dat een christen slechts door Jezus Christus tot de ander komt. En ten slotte, dat wij in Jezus Christus van eeuwigheid af uitverkoren zijn, aangenomen in de tijd en verenigd voor de eeuwigheid.’
Ds. L. Wüllschleger