Avonddienst Zondag 1 augustus HC Zondag 50
Schriftlezingen: 1. Exodus16:1-21 2. Lukas 24:13-35
ZONDAG 50 Vraag 125: Wat is de vierde bede? Antwoord: Geef ons heden ons dagelijks brood. Dat wil zeggen: wil in alle behoeften van ons lichaam voorzien, opdat wij daardoor erkennen, dat Gij de enige bron van alle goeds zijt en dat noch onze zorg en moeite noch uw gaven ons ten goede komen zonder uw zegen, en dat wij daarom ons vertrouwen van alle schepselen afwenden en op U alleen stellen.“Een zaak van vertrouwen!”
Het volk Israel heeft tijdens de reis door de woestijn moeten leren vertrouwen te hebben in God. Dat er water was, en dat er brood was. Daarover gaat het in Exodus 16.
Maar op een wonderlijke manier kwam er brood uit de hemel.
En ze moesten leren er vertrouwen in te hebben, dat ze in het land der belofte zouden komen.
Dat ze van dag tot dag onderhouden werden, was als het ware een dagelijkse oefening in het vertrouwen, dat ze het beloofde land in zouden mogen en kunnen ingaan.
Maar toen het erop aankwam hadden ze dat vertrouwen niet.
Toen de 12 verspieders terugkwamen, hadden 10 van hen daar geen vertrouwen in. ’t Volk volgde hen. En dat heeft grote gevolgen gehad. De Heere God nam dat gebrek aan vertrouwen hen bijzonder kwalijk! Die generatie is het beloofde land ook niet binnengegaan. Pas toen de ongelovige generatie was uitgestorven, pas toen konden ze het beloofde land binnen trekken.
Het is voor de Heere God dus heel belangrijk, dat wij vertrouwen in Hem hebben!
En dat vertrouwen begint in het leven van elke dag. In het vertrouwen dat wij hebben, dat het met ons dagelijks brood ook goed komt. Dat we in ons gebed uitspreken.
En in wezen is dat een dagelijkse oefening in het vertrouwen, dat we eens het land van Gods belofte zullen mogen binnengaan. Dat zijn Koninkrijk komt!
1. Geloof betekent: uit de hand van God durven ontvangen
Tijdens de reis door de woestijn kon het volk Israel niet het land bewerken. Ze konden in wezen alleen maar hun lege hand ophouden. Dat brood uit de hemel kwam hen helemaal toe uit de hand van God. Hij stelde hen niet teleur.
Laten we de toepassing op onszelf maken. Er is natuurlijk heel wat verschil tussen de situatie van het volk Israel en wij. We wonen in huizen. Hebben ons werk. We kunnen naar de supermarkt. En naar de bakker. En toch is de vraag: “leven wij uit de hand van God?”
Erkennen we Hem als de bron van alle goede dingen? En zien we in dat we van de zegen van God afhankelijk zijn?
Eerlijk gezegd ontbreekt het ons aan niets. Al zit de een in moeilijker omstandigheden dan de ander. Maar we hebben allemaal wel te eten. Het lijkt wel of men vroeger afhankelijker was. Onze welvaart heeft ons veel geestelijke ervaringen ontnomen!
En toch: er zijn mensen, die alles hebben wat hun hart maar begeren kan, en toch diep ongelukkig zijn. Omdat ze de zegen van God missen.
Ik heb met u de geschiedenis van de Emmausgangers gelezen. Zij waren diep ongelukkig.
Jezus was dood. Althans: dat meenden ze. Het werd al wat beter, toen een vreemdeling zich bij hen voegde, die uit de Schriften duidelijk maakte dat de Messias lijden moest.
Maar het werd helemaal goed, toen hij bij de maaltijd het initiatief nam, en het brood ging delen. En toen ze Jezus Christus, de opgestane herkenden!
Elke maaltijd komt ons toe uit de gevende handen van de Heere Jezus Christus! Achter elke maaltijd moeten wij de maaltijd des Heeren zien. De maaltijd der verzoening!
Het volk Israel keek verwachtingsvol naar de hemel.
Wij kijken ook verlangend naar boven, naar de hemel waar Jezus Christus is. Pas dan zijn we gelukkig. Als we weten van Jezus’ kruis en opstanding. Als we weten van de verzoening.
2. Geloof betekent: je helemaal verlaten op de Heere God
Mozes en Aaron konden het volk geen manna geven. Ze stonden echt met lege handen.
En een onredelijk volk stond tegenover hen. Het morde.
Ze waren het toppunt van onredelijkheid. In hun herinnering werd Egypte steeds mooier. Maar dat was natuurlijk niet zo. Ze hadden er een slavenbestaan gehad. En ’t is nog maar de vraag of zij zo wie zo daar vlees en brood in overvloed hadden. ’t Was een karig maal.
En ze maken de bitterste verwijten. ’t Was niet eerlijk wat ze zeiden.
Maar de Heere God belooft, dat hij hen te eten zal geven. Hij is geduldig met zijn volk. ’t Manna kwam. Werkelijk brood uit de hemel.
Er is genoeg gemor, ook vandaag de dag. We hebben het de afgelopen tijd gezien. De regering kreeg vertrouwen, maar moest het regelmatig ook ontgelden. Net als de medische wetenschap. De vaccins, die beschikbaar kwamen.
Als christelijke gemeente hebben een andere houding: een biddende houding. “Wil ons in alle behoeften van ons lichaam voorzien”. Wij komen daarvoor niet bij mensen, maar bij God!
Als het om ons dagelijks brood gaat, ligt in die bede heel veel opgesloten. We bidden om goede weersomstandigheden. Om vrede. Om gezondheid. Dat we ons brood kunnen verdie-nen. Dat we ons brood weg kunnen krijgen. En daarom bidden we, ook in de corona-ellende.
Langs de grote weg zagen we de tekst: “Samen krijgen we corona eronder”. Samen? Iedereen ging zijn eigen weg. En is corona er eigenlijk wel onder krijgen?
In de kerk belijden we onze afhankelijkheid. Dat is trouwens het moeilijkste wat er is. Heb je vertrouwen in de Heere God als dingen vreselijk tegen gaan zitten? En juist dan gaat het erom, vertrouwen op God te hebben. Dat vereist een voortdurende geloofsoefening!
En toch gebeurt het, dat soms, niet altijd, zorgen op een zo wonderlijke wijze worden weggenomen, dat je zegt: hierin heb ik de hand van God gezien. De situatie was hopeloos. Maar toen de nood op zijn hoogst was, toen was de redder nabij.
3. Geloof betekent: van dag tot dag leven
Elke morgen mochten het volk rapen. En er was genoeg voor een dag. Een ding mochten ze niet doen: op voorhand rapen voor mogen.
Ze moesten er vertrouwen in hebben, dat het de volgende dag weer zou vallen. Ze hadden alleen maar een belofte van de Heere God gekregen.
Er waren er, die er voor wilden zorgden, dat ze naar hun gevoel voor meerdere dagen hadden. Maar het manna bedierf in het hete woestijnklimaat. De wormen kropen er uit.
Zo moesten ze leren leven in het vertrouwen, dat er de volgende daag ook weer manna zou zijn. Het was werkelijk leven van dag tot dag.
Wat betekent deze geschiedenis nu voor ons? Het betekent natuurlijk niet, dat we niet iets mogen plannen, of niet vooruit mogen denken. Nee, plannen moeten we wel maken. Maar in een zekere ontspannenheid, dat de Heere God voor ons zorgt. Bij alle plannen die we maken, moeten we blijven beseffen, dat wij maar mensen van de dag zijn.
De Heere Jezus zegt in de bergrede: “Maak u geen zorgen voor de dag van morgen, de morgen zal voor het zijne zorgen. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad”. En zo leert hij ons bidden: “Geef ons heden ons dagelijks brood”. Je schijnt ook te kunnen vertalen: ’Geef ons heden ons brood voor morgen’. Wat betekenis betreft maakt dat niet veel uit.
Alsof Hij zeggen wil: denk niet te ver vooruit. Bedenk dat je mensen van de dag bent.
Daaraan herinner ons de apostel Jacobus: Deo volente! Maar het is goed om dat telkens in gedachten te houden.
Wat mij is opgevallen is dit, dat ernstig zieken vaak juist wel heel sterk bij de dag kunnen leven. Ze zeggen: tegen een predikant of ouderling die ze bezoekt: “Ik weet niet hoe lang ik nog heb. Maar ik ontvang elke dag die ik krijg nog dankbaar als een geschenk uit Gods hand. Elke morgen, als ik mijn ogen opsla, en ik me realiseer, dat ik er nog ben, dank ik! Dan u, voor deze nieuwe morgen, dank u voor deze nieuwe dag!”.